De Kalanchoë is een sierlijke vetplant met vaak zachte haartjes op het blad. Er zijn verschillende soorten van de Kalanchoë te vinden, met gekarteld blad of met schattige bloemetjes. We snappen dan ook goed dat meer van deze plant in huis wil. Hoe je dat voor elkaar krijgt, lees je hieronder in de blog.

Dit heb je nodig

Allereerst heb je veel geduld nodig. We weten immers allemaal wel dat vetplantjes langzame groeiers zijn. Verder heb je natuurlijk de moederplant nodig, maar ook een scherp mes, een bloempotje met een binnenpotje en een portie verse potgrond.

Zo stek je de Kalanchoë

Je kunt de Kalanchoë op meerdere manieren stekken. Zo kun je een stengel van de plant afsnijden, maar je kunt ook gewoon een blad in de grond stoppen. Zorg er wel voor dat er aan het blaadje nog een stengel zit. Deze stengel stop je in de grond. Deze zal vervolgens zelf weer wortels aanmaken en vanaf daar verder groeien tot een volwaardige plant. Klinkt simpel, en dat is het ook. Hoe je een Kalanchoë kunt stekken door middel van een stengel, lees je hieronder in de stappen.

1. Pak het scherpe mesje erbij en snijd de bovenkant van de plant eraf. Handig wanneer je vindt dat jouw plant te lang wordt. 
2. Haal de onderste bladeren van de stek weg, de bovenste bladeren kunnen gewoon aan de stengel blijven zitten. 
3. Laat de stengel nu even met rust, zo’n vier dagen. In deze tijd kan de stengel drogen en zal de snijwond dichten. 
4. Je kunt de stengel, het deel waar geen bladeren aan zitten, nu in het binnenpotje met potgrond stoppen.
5. Geef iedere week een klein beetje water. Let erop dat je ook weer niet te veel water geeft, want het is en blijft natuurlijk een vetplantje. Die houden niet zo van een vochtige potgrond.
6. Voilà, daar groeit een nieuwe Kalanchoë! Geef hem een leuke sierpot en je kunt genieten van een nieuwe groene vriend. Gezellig. 

Veelgestelde vragen