De Rubus fruticosus is ook wel beter bekend als de bramenstruik. Het zijn prachtige planten om te zien en ze creëren de sappigste vruchten. Toch is de bramenstruik niet geschikt voor de kleine moestuinen; ze willen graag genoeg ruimte opeisen om goed te kunnen groeien.
Planten
Van de winter tot in het vroege voorjaar mag jij jouw moestuin uitbreiden met een bramenstruik. Zet de bramenstruik neer op een beschutte plek waar hij niet veel last zal krijgen van de wind. Ook moet hij kunnen genieten van het zonnetje. Zet hem op een plek neer waar hij niet in de weg staat van andere planten. De wortels van de bramenstruik worden namelijk erg verspreid en aangedrukt.
Verzorging
Een bramenstruik kan prima overleven in gewone tuingrond. Toch willen ze in maart wel wat extra voeding krijgen, omdat de plant in die periode uitlopers krijgt. Zoals hierboven al werd vermeld, wil de plant graag op een zonnig plekje staan waar hij genoeg ruimte heeft. Daarnaast moet je de bramenstruik in het droge en warme seizoen en in de herfst extra water geven. Zorg er wel voor dat het water goed kan weglopen.
Als de vorst om de deur komt kijken, is het verstandig om de braam in te pakken. Dit geldt vooral voor jonge planten. Dit kun je doen door houtmulch aan te leggen rondom de plant. Volwassen bramenstruiken zijn volledig winterhard, maar alsnog kunnen een aantal takken schade oplopen. Het is dus altijd aan te raden om de bramenstruik goed in te pakken.
Oogsten
In het groeiseizoen zal de bramenstruik nieuwe scheuten aanmaken. In het tweede jaar groeien hieraan zijtakjes waar de vruchten aan zullen groeien. Rond augustus en september kun je deze vruchten ervan afhalen. Het is goed om te benoemen dat je de bramen het beste in de ochtend kun plukken; dan zijn de vruchten op hun lekkerst.
Vermeerderen
Je kunt bramen vermeerderen door middel van afleggen. Afleggen houdt in dat je een tak naar de grond buigt. Als de tak in contact komt met de grond zal deze vanzelf wortels gaan aanmaken. Springt jouw tak snel weer omhoog? Dan kun je een steen op de tak leggen zodat de tak op zijn plek blijft. Als er eenmaal wortels zijn aangemaakt, kun je de tak afsnijden en hem een eigen plekje geven.
